Een
sterk verwaarloosd jongetje ontmoet een man die zijn vraag om affectie aanvoelt
en wil beantwoorden. Er volgt een intensieve lichamelijke relatie die rijk is
aan vormen van contact, waaronder seksuele in speelse en kinderlijke vormen. De
man heeft, zegt hij, geen initiatieven genomen en zich gehouden aan de door het
kind aangereikte vormen; deze waren heel gevarieerd. De frequentie van het
contact is echter grillig door de vele besluiten van de diverse opvoeders en
officials. Eigenlijk intensiveert dit juist het contact op momenten dat het er
wel is en mag zijn. Via
via komt het seksuele aspect van het contact toch uit. Het
wordt direct verbroken. Toch spannen beiden zich in om het, legaal, te
herstellen en dit lukt, zij het met beperkende bepalingen. De jongen onderneemt
elk denkbaar initiatief en het contact zet zich voort. De
volwassene neemt geen initiatieven. Als de jongen dit gaandeweg ook doet, ebt
het contact weg. Jaren
later is de jongen, naar hij zei, aangeleerd
hoe fout
die intimiteit was. Hij wordt onder druk gezet om aangifte te doen, maar weigert
dit. Hij gaat de man wel even anoniem pesten, maar de man weet hem snel te
vinden en alles wordt uitgepraat. |